26-08-1552: Olde Gerrit inden Hagen heeft voor het gericht laten verschijnen Wijlhem ten Have, Gerrit Janssen, Arnt Willemsen, Evertgen bij de Molle en Evert Wijllemssen om “kontschap der waerheijt hijer nijet van seggen en wolden, en wolde olde Gerrit inden Hagen nijet hijeden enre pene van vijffentwintich golden gulden inde schade nijet recht.” Als eerste getuigt Wijlhem ten Have “olt wesende wall sestich jare dat hem wittich ind kondich is dat Jan Vollickers mijt hem gewont hefft, ende is van zijn huis gegaen hem ter Elburch bij Arnt de Guldens Vollick ind hefft van hem gekofft dat halve kempken, mijt den halve hoff, soe de andere helleffte Jan Vollicker mijt de moer doch tho quam, ock tuiget Wijlhem then Have mede dat hem kondich is zeer dat jaer van souene dat Thijs inden Hage altijt den thijne betalt hefft van dat kempke.” Gerrit Janssen getuigt “dat hij met .Z. Thijs inden Hage gewont hefft voer een knecht, dat hem .Z. Thijs gesamt hefft tot Jan Vollickers so den rentmeijster den thins tHeerde vorden dat Jan Wollikers mijt hem gegaen is bij This inden Hage inde hefft hem de thins betalt van dat hele kempken.” Arnt Wijllemssen getuigt “dat hij Vollickers kamp uijt dat haeffken gepacht hefft van Jan Vollickers, inde de pacht an anders nijmant betalt dan an Jan Vollickers.” Evertgen bijden Molle getuigt “dat haer wittich inde kondich is dat Jan Vollickers gewont hefft erste opten hoff inde naderhant getimmert op zij kamp.” Evert Janssen getuigt “dat hem wittich en kondich is  dat Jan Vollickers gewont hefft op dat kempken mijt den hoff ind gebruickt hefft” (GA, 0124 Hof van Gelre en Zutphen, Henrick die Gulden contra Gerrit in den Hagen., Vrij goed onder Heerde. Civiele procesdossiers, hoofdreeks, 1552, inv. 4926).

Geef een reactie