Fragment ORA Hattem, Criminele Rechtspraak 1628 – 1713, inv. 2.

Voor het gericht van Hattem verscheen Jannetien Henricksen, mogelijk in het bij zijn van haar ouders omdat ze nog maar zestien jaar was. Ze verklaarde dat ze op paasdag 1680 bij Jan Bartholdts huis in de Voskuil was gekomen. Ze was daar werkzaam als dienstmeisje. Jan was alleen geweest, zijn vrouw was vertrokken naar Münsterland om daar waarschijnlijk de paasdagen en mogelijk een wat langere tijd door te brengen. Terwijl Jan ’s avonds bij de haard een pijp tabak rookte en zat te drinken ging zij naar bed. Op een bepaald moment gaat Jan naakt bij haar liggen en zegt dat hij er voor zal zorgen dat ze niet zwanger zal raken.

Ook belooft hij haar dat hij zijn zoon aan haar zal uithuwelijken. Vanaf dat moment hebben ze “van tijt tot tijt verscheijdene vleijschelijke conversatien tot haer swanger worden toe gehouden”. Ook Jan’s vrouw is achter zijn escapades gekomen en samen besluiten ze in te grijpen. Jan vertrekt naar de apotheek die mogelijk in Hattem zat en haalde er kruiden zoals spansgroen, sevenboom (Juniperes sabina) en wranckruijt (Pulmonaria officinalis). Hij vertelde de apotheker dat het voor zijn vrouw is “om het natuijrlijck menstruum wederom t’ erlangen hebben ingegeven”. Ze geven Jannetien dranken met deze kruiden in de hoop “tot affsettinghe van vrucht” zodat de zwangerschap stilzwijgend beëindigt kon worden. Als dat dan niet gelukt lijkt te zijn komt hij met een voorstel “haer een wagen met twe peerden offte een hondert guldens te willen geven” indien zij zou besluiten om het kind aan een ander af te staan. Of Jan Bartholds hiermee doelde om het kind zelf op te voeden of te vondeling te leggen is niet duidelijk. Naarmate de zwangerschap vorderde was het niet meer stil te houden en kreeg ook de hoofdschout Willem van Haersolte lucht van het verhaal. Hij neemt op 19 april 1681 een verhoor af bij Jannetien Henricksen waarin zij verklaarde: “noijt voor offte nae ijemant anders als hem Jan Bartholdts vleijschelijk bekent te hebben, sullende oock in haer baerens noot niemant anders als den selven het kindt geven en opdragen, gelijck oock haer leven lanck oijt eenighe andere verclaeringhe sall worden gedaen”. Van Haersolte besluit daarop om Jan op te laten halen om zijn kant van het verhaal te horen. Jan zal inmiddels op de hoogte geweest zijn van het plan van de schout. Hij leek het niet af te wachten en is intussen gevlucht. Op 21 april 1681 schrijft van Haersolte aan de Edele Mogende Heren dat: “Seecker Jan Bartholdts wonende in mijnen scholtampte tot Wesop sigh hebbende onderstaen, met sijne dienstmaeght oudt in de sestiende jaeren echtbraacke te begaen en d’ selve te beswangeren gelijck hetselve notoir en kennelijck is”. Hij vraagt om het advies wat voor een straf toe te passen mocht Jan Bartholdts weer komen opdagen. Ondertussen word duidelijk dat Jan naar de stad Kampen gevlucht is en daar dienst genomen heeft in het regiment van de graaf van Nassau. Van Haersolte krijgt hem niet zover om voor het gericht in Hattem te verschijnen maar heeft tijdens het verhoren van de vrouw van Jan vernomen dat zij “volgents mondelinghe afspraecke en gegevene ordre, well stricktelijck over het willen afsetten van vrucht en ingeven van drancken” afwist. Verder kon ze geen andere informatie geven. Van Haersolte besluit vervolgens om 20 april 1681 beslag te leggen op de bezittingen van Jan Bartholdts. “Henrick Kolthoff heeft gegichtet, dat hij uijt last en naeme van Heer Scholtis Haersolte, als officier heefft in arrest genomen alsodaene gerede goederen, als Jan Bartholdts tot Wesop berustende heeft”. Jan zal in de loop van 1681 toch weer terug gekomen zijn want hij verschijnt op 18 februari 1682 toch bij de richters van Hattem. Hij krijgt een boete van 50 herenponden tot 125 gulden. Hij belooft dit te betalen en geeft als onderpand zijn bezittingen. Op St Jans in de midzomer zal hij de eerste helft betalen en de andere helft met midwinter.

Jan Bartholdts of ook wel Bartels was gehuwd met Elsien Henricks. Ik heb geen geboorte of doop van hem gevonden maar hij zal zeker voor 1640 geboren zijn. Ze woonden volgens de kohieren van hoofdgeld Hattem 16711681 en 1682 in de Voskuil met 3 personen. Van de door Jan gedoopte kinderen lijkt alleen hun zoon Henrick nog in leven te zijn. Vreemd is dat op 9 april 1673 een dochter Margarietjen gedoopt werd in de Kerk van Hattem. Bij doop stond genoteerd “Jan Bartels dochter Maaij een onech kind – Margarietjen”. Moeten we dit interpreteren dat Jan een ongehuwde dochter had die Maaij heette en een kindje liet dopen? Of was dit ook een buitenechtelijk kind van Jan, en dus zijn eigen dochter? In de nabij gelegen Duivendans woonde een Gerrit Bartels die vrijwel zeker een broer van hem was. Mogelijk was er een verwantschap met het Wezeper geslacht van Ommen. Gerrit Bartels had een zoon die zich Barthold Gerritsen van Ommen noemde. Op 9 mei 1690 lenen Jan en Elsien een bedrag van 180 gulden van Kier Jansen Dinckste en Margareta Kempe. Ze beloven hierover een jaarlijkse rente te betalen en geven als onderpand hun “huijs, hoff en eenige mergen laeghlandt” aan de Voskuilerdijk. Elsien Henricks overleed voor 21 maart 1695, de datum waarop de begrafenis aan de kerkmeester werd betaald en hij noteerde: “Jan Bartels sijn vrouwe op de kerckhof begraeven”. Jan Bartholdts zal ergens in het voorjaar van 1697 zijn overleden, de kerkmeester noteerde op 15 april van dat jaar: “Jan Bartels uit de Foskkule op de kerckhof begraven”. Enige maanden later op 18 juli 1697 hebben Hendrick Jans en Jan Egberts, zoon en schoonzoon van Jan Bartels het erfhuis van hun overleden vader verburgd. Als borgen werden Gerrit Willems en Reijnder Aerts aangesteld.

Bronnen:

ORA Hattem, Criminele Rechtspraak 1628 – 1713, inv. 2.

ORA Hattem, Gerichtssignaat van het Scholtambt Hattem 1661 – 1712, inv. 2.

Gelders Archief Hattem, Doopboek – Nederduits Gereformeerde gem. 1634-1695, inv. 0176 849.

Kerkrekeningen Hattem 1694 – 1695, inv.614.

Kerkrekeningen Hattem 1697 – 1698, inv 617.

Kohier van hoofdgeld Hattem 1671, inv773h.

 

Tekst en transcriptie J.M. Goudbeek.

Geef een reactie