Dat het niet alle dagen peis en vree in het dagelijks leven op de Noord-Veluwe was getuigen de onderstaande stukken uit het ORA van Veluwe wel. Er werd soms flink op los geslagen waarbij diverse voorwerpen niet geschuwd werden om elkaar behoorlijk toe te takelen.

Heerde, 14 juli 1718.

Tussen Derck Wijers tegen Lambert Cornelissen, Jan Douw en Derck Bueck.

“Om te beletten dat zijn broeder Jan Weijers door Lambert Cornelissen, V, en vordere complicen niet mochte worden dootgeslagen.” Hij werd “blont en blauw geslagen, dat hij ter aarde als doot ter nederviel.” Waardoor het slachtoffer daarna zes weken “het bed heeft moeten houden.”

Jan Weijers werd zittende op de muur van het kerkhof door Lambert Cornelissen aangevallen waarbij messen werden getrokken en hij met stokken werd geslagen. Zijn broer Derck Wijers trok een “ongemeen groodt mes” en kwam tussenbeide en waarbij Lambert Cornelissen “seer deerlijk wierde gesneden.” De bovenstaande ruzie blijkt al een aantal weken daarvoor op 6 maart 1718 te zijn ontstaan ten huize van Gerrit Jacobs een Herbergier te Oene. Tijdens een drinkgelag ontstonden er woorden en werd Jan Weijers door Lambert Cornelissen in het haar gegrepen en over de grond gesleept. Daarna werd hij door Jan Douw en Derck Bueck met anderen buiten de deur geslagen. Eenmaal buiten werden er messen getrokken waarbij Lambert Cornelissen door Jan Weijers in het gezicht gesneden werd.

Heerde, 14 juli 1718.

Tussen de Landdrost en Derck Dijck.

“Ter oorsaecke met David de knecht van Derck Crijsman met vuijsten souden hebben gevochten.”

Heerde, 15 juli 1720.

Tussen de Landdrost en Derck Henriccx van Schoonhoven.

“Omdat hij met Reinder van Schoonhoven met vuijsten soude hebben gevochten.”

Heerde, 15 juli 1720.

Tussen de Landdrost en Willem Jansen.

“Omdat hij met Jan Pouwels met messen soude hebben gevochten en malcanderen verwont.”

Heerde, 15 juli 1720.

Tussen de Landdrost, Nicolaes Boelen en Reinder van Schoonhoven.

“Ter oorsake deselve met vuijsten souden hebben gevochten”

“Dat beclaagdens seer qualijck en tegens beter weten ’t factum ontkennen en den Hr. Clager dese regtmatige bote soeken te ontfutselen.”

Heerde, 15 juli 1720.

Tussen de Landdrost en Jan Douw.

“Ter oorsaecke met Lambert Cornelisen met messen soude hebben gevochten.”

Heerde, 15 juli 1720.

Tussen de Landdrost en Aris Arissen.

“Ter oorsaecke met Jan Henricx Brugge met messen soude hebben gevochten en verwont.”

Volgens de getuigenis van drie personen zou Jan Hendrix naar het huis van  Aris Arissen gegaan zijn die bij zijn net bevallen vrouw op bed lag en zou hem daar hebben geslagen, gesneden en mishandeld. De drie getuigen waren: Catrina, de bestemoer (oma) van Aris’s vrouw, Hermina de zuster van zijn vrouw en Hendrikje de moeder van Aris zelf.

Heerde, 19 juli 1721.

Tussen de Landdrost en Kerst Jansen.

“Omdat met Hermen Henricx Boeve met messen souden hebben gevochten en verwont.”

Nadat Kerst Jansen door Jan Wijndels verzocht werd een glas bier met hem te drinken zou Hermen Henricx Boeve zonder vooraf ook maar iets gezegd te hebben Kerst Jansen voor schelm hebben uitgescholden en hem daarna gesneden hebben.

Heerde, 19 juli 1721.

Tussen de Landdrost en Wolter Horst.

“Omdat hij met Jan Henricx Koolboer met stocken soude hebben gevochten.”

Wolter Horst had ruzie met Jan Joosten waarbij Jan Koolboer tussenbeide kwam om ze uit elkaar te halen. Wolter Horst zou Jan met een kan op de borst hebben gesmeten waarna Jan een stok zou hebben gepakt om zich mee te verdedigen, mede ook omdat Wolter een mes in de handen zou hebben gehad.

Heerde, 16 juli 1722.

Tussen de Landdrost en Swaantje Hendricx, de vrouw van Hendrick Jansen.

“Ter oorsaecke met Hendrick Frericx Lap met een gaevel soude hebben gevochten.”

Hendrick Frericx “leijt menschen dreck”bij Swaantje Hendricx, de vrouw van Hendrick Jansen voor de deur, daarna gooit hij stenen door de ruiten en jaagt de schapen in haar hof. Later zou hij haar op de gemene weg hebben opgewacht “niet tegen staende sij grof swanger was” en haar met een gavel hebben geslagen.

Heerde, 16 juli 1722.

Tussen de Landdrost, Jan Alberts, Willem Jacobs en Jacob Beerents.

“Omdat met Gerrit Cornelissen, Hendrick Horst, Lambert Aerts ende Hendrick Frericks Lap met stocken en schuppen gevochten hebben en verwont.”

Gerrit Cornelissen zou Jan Alberts op de kermis tot tweemaal toe met een voet hebben geschopt. Jan zou zich daar tegen niet hebben verweerd. In plaats daarvan ging hij naar Daniel van Marle waar hij was gaan zitten drinken. Later wanneer Jan en de zijnen naar huis gingen werden ze door de anderen hun gevolgd die vervolgens met stenen naar hun hadden gesmeten. Vanaf het huis van Lijffers werden ze met stokken vervolgd tot aan de achterdeur van Hendrik Jacobs. Vervolgens werd Jan Alberts gedwongen om met hen terug te gaan en te gaan drinken. Hendrik Horst en Gerrit Cornelissen zouden hun messen getrokken hebben en ook Jan Alberts gedwongen hebben zijn mes te trekken, die dat vervolgens weigerde, waarna hij met stokken geslagen werd en zij hem grepen “alsof sij haer het leven wilde benemen”. Jan Alberts vluchtte vervolgens door de heggen maar werd al snel gevonden bij Jacob Beernts, die door Hendrik Horst “met het blancke mes is gedreigd om hen den hals afte snijden” indien hij niet wou vertellen waar de anderen gebleven waren. Dat ze hem daarna hadden meegenomen naar het kerkepad waar hij door Hendrik Cornelissen zo zou zijn geslagen dat hij veertien dagen lang niet heeft kunnen werken.

Heerde, 16 juli 1722.

Tussen de Landdrost en Gerritje Jacobs, vrouw van Lubbert van Ceulen.

“Ter oorsaecke met Anna Lubberts met een tange geslagen heeft.”

Anna Lubberts zou bij Gerritje Jacobs een vordering voor een schuld hebben neergelegd. Het bleek dat Gerritje niet met een tang had geslagen.

Heerde, 16 juli 1722.

Tussen de Landdrost en Aeltje Brouwers, vrouw van Gerrit de Weert.

“Omdat met Hendrickje Jansen weduwe van den dragonder Crol met vuijsten gevochten soude hebben.”

Heerde, 2 juli 1723.

Tussen de Landdrost en Lambert Cornelissen.

“Omdat hij gewelt soude gepleecht hebben te huijse van Wolter Roscam treckende het mes tegens een vreemtman seggende scheert u daarigt off ick sal u vochtelen.”

In de herberg van Wolter Roscam zat een vreemde man. Lambert Cornelissen beschuldigde hem van het stelen van zijn hond. Vervolgens werd een mes getrokken.

Heerde, 9 juni 1724.

Tussen de Landdrost en Henrick Jansen Mulder.

“Omdat hij met de schoolmeester van Niersen met vuijsten gevochten heeft.”

Heerde, 19 juli 1725.

Tussen de Landdrost en Henrick Henricxen Clompemaecker.

“Om dat hij moetwil en gewelt bedreven heeft op en in het huijs van Jacob Aeltsen aan de santweg (Oosterwolde).”

Heerde, 24 juli 1726.

Tussen Jan Wijnolts, vader en momber van Hendrick Jansen en Lucas Teunis.

“Ter oorsaacke den selven sich heeft laten gelusten den aenlgg. met een sweepstock in sijn hooft te verwonden, eijschende voor pijn smert versuijm en meesterloon te schaede 50 gl.”

Heerde, 24 juli 1726.

Tussen de Landdrost en Henrick Lubberts van Ceulen.

“Om dat hij met Marten Jans met vuijsten gevochten heeft”.

Henrick Lubberts zou ten huize van Daniel van Marle tegen iemand een “quaad woord gegeeven van Marten Jans”. Marten Jans zou daarna Henrick Lubberts hebben uitgedaagd tot een gevecht die dat niet wou. Vervolgens greep Marten Jans toch Henrick Lubberts bij de deur in de haren waarmee hij de vechtpartij zou zijn begonnen.

Heerde, 24 juli 1726.

Tussen de Landdrost en Henrick Lubberts van Ceulen.

“Om dat hij met Henrick Henricks Clompemaecker met messen en grepen soude gevochten ende verwont hebben.”

Heerde, 24 juli 1726.

Tussen de Landdrost en Henrick Jansen van Emps.

“Om dat den selven met Henrick Henricksen Clompemaecker met vuijsten gevochten heeft.”

Heerde, 24 juli 1726.

Tussen de Landdrost en Coert Beernts.

“Ter oorsaacke den selven met Henrick Henricksen Clompemaecker met tangen soude gevochten heeft.”

Heerde, 24 juli 1726.

Tussen de Landdrost en Henrick Tijsen Hengevelt.

“Omdat hij met teunis Jansen van Rijssen met messen gevochten heeft ende verwont.”

Heerde, 24 juli 1726.

Tussen de Landdrost en Jacob van Weven.

“Om dat hij met Egbert van Es met messen gevochten heeft.”

Heerde, 21 juli 1727.

Tussen Laurens Henricxen Meijer en Hermen Henricxen Boeve.

“Ter oosaacke hij den aenl. ten huijse van wijlen Willem Clomp tot Wapenvelde met een mes heeft toegebracht drie sneden. Te weten een over sijn neus tot in de kinnebackswanck, eene in sijn keel en een omtrent sijn buijck eijschende voor pijn smert, versuijm en meisterloon 150 gl.

Heerde, 21 juli 1727.

Tussen de Landdrost en Henrick Jansen van Emps.

“Ter oorsaacke met Willem Willemsen Buijtencamp met tangen gevochten soude hebben.”

Heerde, 21 juli 1727.

Tussen de Landdrost en Willem Gerritsen Ruijter.

“Om dat met Jacob Gelderman met stocken geslaegen.”

Heerde, 21 juli 1727.

Tussen de Landdrost en Jan Henrixen Meijer.

“Om dat hij met Hermen Henrix Boeve met vuijsten en tangen gevochten en verwont heeft.”

Heerde, 28 juni 1728.

Tussen de Landdrost en Laurens Echberts.

“Om dat met Willem Henrix Raedemaeker met messen gevochten heeft.”

Heerde, 9 juli 1729.

Tussen Hendrick Jansen Horst en Hendrick Jansen van Emps.

“Ter oorsaacke hij den aenl. met een mes in sijn kinne heeft verwont eijschende voor pijn smert versuijm en meijsterloon te schaede 50 gl.”

Op 21 november 1728 waren beide personen samen met anderen ten huize van Hendrik Top. Na een discussie werd er eerst met een stoel geslagen waarna er met een mes gesneden werd. 

Heerde, 9 juli 1729.

Tussen de Landdrost en Lubbert Willemsen Tellingen.

“Om dat met Willem Luloffs met degens gevochten en verwont.”

Heerde 23 juni 1730.

Tussen de Landdrost en Henrick Jansen Mulder.

“Om dat met Henrick Henricks genaamt Titus met messen en vuijsten gevochten.”

Heerde 23 juni 1730.

Tussen de Landdrost en de huisvrouw van Jan Denneboom.

“Om dat met Henrick Alberts met een puthaack of stock soude gevechten hebben.”

Heerde, 12 juni 1731.

Tussen de Landdrost en de huisvrouw van Jannis Hengevelt.

“Om dat met Aeltje Arents wed. van Lubbert Dirxen met bijlen gevochten en malcanderen verwont.”

Signaturen van de gerechtszittingen van Veluwe, 1654-1794, 1803-1810 Gelders Archief, 0203 ORA Veluwe en Veluwezoom.
Tekst en transcriptie: J.M. Goudbeek.

Geef een reactie