”ghij kompt nogh al eens voor den dagh”

Op de deel van Albert Jans op de Wae ontstaat in de vroege ochtend van 7 februari 1702 een ruzie tussen Jan Stevens, ploegjongen van Albert Jans op de Wae en Jan Berents, de bouwknecht van Albert Jans op de Wae na de opmerking van Jan Berents ”ghij kompt nogh al eens voor den dagh, waerop Jan Stevens antwoorde dat gaet nogal hen, dat daerop Jan Berents den schuddegavel heeft genomen sonder de minste andere woorden te gebruijcken en daermede Jan Stevens lustigh aff geslagen, waerop Jan Stevens die de ledder in de hand hadde deselve op het lijff van Jan Berents heeft gesmeten, waerop Jan Berents een vlegelknuppel nemende den voorn. Jan Stevens deerlijck in de sijd gestoten en een gat in het hooft geslagen”. Jan Berents word op 9 februari shuldich bevonden na een getuigenis van Jan Stevens en Derck Heijmens en word veroordeelt tot een boete van “twintigh goud gulden binnen den tijd van 14 dagen te betelen aen den jonghe voor pijn en smert twaelff gulden neffens het meester loon ende de kosten deses alles tot taxatie en moderatie van gerichte”.

Bron: Oud Rechterlijk Archief, Criminele Rechtspraak Hattem 1628-1713, inv. 2.
Tekst en transcriptie J.M. Goudbeek 28-09-2016.

Geef een reactie